Over de Vesting Naarden

De geschiedenis van onze vestingstad

De bouw van de Vesting Naarden

In 1350 werd Naarden gesticht door de graaf van Holland. De stad verdedigde een belangrijke weg naar zijn graafschap. Naarden kreeg stadsmuren met torens en poorten. Met de opkomst van Amsterdam als economisch centrum nam de strategische waarde van Naarden steeds meer toe. De verdedigingswerken werden daarom steeds aangepast aan de eisen van de tijd. De middeleeuwse stadsmuren zijn inmiddels verdwenen, maar Naarden heeft nog altijd vestingwerken uit de 17de, 19de en vroege 20ste eeuw. De bouwwerken uit die verschillende periodes zijn bijna allemaal bewaard gebleven. Het maakt de vestingwerken van Naarden tot een bijzonder en zeer goed bewaard gebleven ensemble.

De Franse inval van 1672

In 1672 vielen troepen van de Franse koning Lodewijk XIV de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden – zoals Nederland toen heette – binnen. Naarden werd daarbij ingenomen, maar het gebied ten westen van de stad was kort daarvoor onder water gezet. Dat bleek een slimme zet. De opmars van de Fransen werd gestopt en ze trokken zich terug. Zo ontstond de Oude Hollandse Waterlinie, waar Naarden een belangrijk onderdeel van vormde. Tussen 1673 en 1685 werden de uitgebreide vestingwerken gebouwd die de stad haar karakteristieke stervorm hebben gegeven. De vesting heeft de tijd sindsdien vrijwel ongeschonden doorstaan.

Naarden en de Nieuwe Hollandse Waterlinie

In de vroege 19de eeuw, onder bewind van Napoleon, werden plannen gemaakt om de Oude Hollandse Waterlinie te moderniseren. De linie moest meer naar het oosten schuiven zodat Utrecht erin opgenomen kon worden. Koning Willem I voerde deze plannen vanaf 1815 uit. Zo ontstond de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Ook hier was Naarden een onderdeel van. De vestingwerken van de stad bleven lange tijd ongewijzigd, ze waren immers sterk genoeg. Dit veranderde met de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871, toen duidelijk werd dat de oorlogsvoering ingrijpend veranderd was. De Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Vesting Naarden moesten worden gemoderniseerd.

Een veranderende verdediging

De 19de eeuw was een periode van grote technologische veranderingen. Deze hadden hun weerslag op de oorlogsvoering en de vestingbouwkunde. Vanaf 1860 werd geschut uitgerust met een getrokken loop. Hierin zijn spiraalvormige groeven aangebracht waardoor een kogel de loop spinnend verlaat. Het werd hierdoor mogelijk om met meer kracht en precisie over grotere afstanden te schieten. Onbeschermde bakstenen muren en gebouwen konden eenvoudig kapotgeschoten worden. Door ze te bedekken onder een dikke laag aarde, werden ze ‘bomvrij’ en weer sterk genoeg gemaakt. De gebouwen die vanaf 1873 in Naarden werden gebouwd zijn allemaal met zo’n laag aarde bedekt. Het enige dat van deze gebouwen zichtbaar bleef, waren de gevels. Deze waren van de aanvaller afgekeerd en hadden daarom geen bescherming nodig.

De Vesting geen vestingwerk meer

Naarden was een garnizoensstad. Er waren altijd militairen aanwezig en dat drukte een belangrijk stempel op het leven in de stad. De militaire terreinen waren afgezet met hekken en prikkeldraad. Wandelen over de vestingwallen was er niet bij. Het land rondom de vesting, het schootsveld, moest zoveel mogelijk leeg blijven om de vijand te kunnen zien aankomen en te beschieten. In de Kringenwet van 1851 was vastgelegd onder welke voorwaarden gebouwd mocht worden. In geval van oorlogsdreiging bestond het risico dat gebouwen in de schootsvelden werden afgebroken. Het zware geschut van de Eerste Wereldoorlog maakte duidelijk dat de vestingwerken van Naarden geen enkele defensieve waarde meer hadden. In 1926 verloor de stad zijn rol als vestingwerk.